top of page
  • Writer's picturemaster letterfretter

Letterfretter vraagt: interview met auteur Tom Marien

Updated: Jun 23, 2020


Biografie

Naam: Tom Marien

Leeftijd: 41 jaar

Nationaliteit: Belg, woont in Lier

Job: leerkracht lagere school. Boekenmeester, OKAN-leerkracht en beleidsondersteuner. Daarnaast schrijft hij boeken en poëzie.


Awards: Zijn debuut "Vlucht" en tweede boek "Vuist" werden genomineerd voor de KJV. Een van zijn gedichten geraakte in de befaamde Turing Top 100.







Hoe is het allemaal begonnen? Hiervoor moet ik in mijn archief duiken (lees: een aftandse bananendoos). Mijn vroegste schrijfsels dateren van 1987. Toen zat ik in het tweede leerjaar bij juf Gerda. De wereldschokkende romannetjes luisteren naar namen als ‘Ontvoerd’ en ‘Tamboer Jan’. In het derde leerjaar begon ik een stripreeks over wortels en bloemkolen. Het liep niet echt lekker tussen die groentevolkeren. Maar op het einde was het toch altijd feesten geblazen rond een kampvuur. Net zoals in de strips van Asterix die mijn vader verzamelde. Ik typte mijn verhalen op de oude typemachine van mijn ouders. Fouten maken was ofwel opnieuw beginnen, ofwel sukkelen met een correctielint of chemische vloeistof waarvan je hoofdpijn kreeg... Papieren van mijn vaders werk werden met de voorkanten aan elkaar geplakt. Uiteraard voorzag ik mijn eigen werk ook van passende illustraties. Anderen doen dat nu in mijn plaats. Beter zo.

Mijn officiële debuut als auteur verliep als volgt: een eeuwigheid geleden stampte ik samen met een creatieve kameraad, het duo Cirque Onstances uit de grond. Ik schreef liedjes en cabaret voor ons twee. Daarnaast bedacht ik verhalen en gedichten voor volwassenen. Toen ik de vraag kreeg om als ghostwriter een kinderboek rond Eric Baranyanka's Babbelboom te schrijven, aarzelde ik niet. Ik mocht de verhalen bewerken zoals een schrijnwerker zijn hout bewerkt en dat beviel me enorm. Daarna was de stap naar een eerste eigen boek klein. Na 1,5 jaar zwoegen was de mijn eerste boek "Vlucht" klaar. Een schrijfcursus heb ik nooit gevolgd, al zie ik wel wat in een cursus scenarioschrijven. Wie schrijver wil worden, moet in de eerste plaats toch vooral een goed lezer zijn.


Wat komt er nog aan?

In 2021 zou het volgende prentenboek moeten verschijnen, met de nadruk op ‘zou’. De tekst bestaat al een tijdje, maar samenwerken met een straffe illustrator betekent in de praktijk vaak geduld oefenen. Het is een verhaal over een slak, dus het tempo van het boek is rechtevenredig met het tempo van het beestje :).

Begin juli loopt het kunstproject "Het pad van de kat" in Lier. Samen met illustrator Lies Van Gasse "wandel" ik langs de verborgen parels van de binnenstad. Het tastbare luik zijn posters met een raamverhaal, interviews, columns en groene bezienswaardigheden. De achterkant van de posters vormen samen een volledig stadsgedicht.

Verder heb ik net een novelle voor volwassenen klaar. In dit verhaal wordt een deel verstript door Yule Hermans. Jawel, de illustrator van "Geef wacht!". Een soort novelle meets graphic novel dus. We zijn het net beginnen rondsturen naar uitgevers.


Letterfretter las al "Geef wacht!", een bijna-filosofisch prentenboek over een stabiel land waarin negatief wordt gesproken over "de overkant". Wat gebeurt er als je toch een kijkje gaat nemen? Is het er dan toch zo slecht als de Koning beweert?


5 vragen over "Geef wacht!"


1. Hoe is de samenwerking begonnen met de illustrator Yule Hermans?

Ik ben enkel vertrokken vanuit een idee en een eerste pagina. Meteen daarna gingen de uitgever en ik op zoek naar een illustrator. De uitgever had werk van Yule in een galerij gezien. Toen ik zelf ontdekte welke speciale band ze met de zee had, wist ik het zeker. Yule moest de illustrator van Geef Wacht! worden. Voordien kende ik Yule niet, we hebben elkaar tijdens de eerste bespreking op de uitgeverij ontmoet. Ondertussen zijn we al verder gaan samenwerken. We hebben een muzikale voorstelling met live beelden van "Geef Wacht!" gecreëerd. En we zijn bijna meteen beginnen werken aan die speciale novelle.


2. Heb jij in de illustraties ook inbreng gehad of heb je Yule volledig losgelaten?

Je hoeft een goede illustrator niet te vertellen wat er ver-beeld moet worden. Yule had dus alle vrijheid. Over de schetsen hebben we altijd wel even gepingpongd, in samenspraak met de redacteur.

Als je kijkt naar de verschillende groottes van de personages: de Koning, de Wachter en de Kapitein. Het spelen met verhoudingen werd volledig bedacht door Yule. Diegene die groot wordt afgebeeld speelt op dat ogenblik een belangrijkere rol. Die figuur lijkt de touwtjes in handen te hebben. Het verschil tussen de illustraties op de eerste rode schutbladen en de laatste twee schutbladen zegt veel over de machtsverhoudingen.


3. Wat is de idee achter het boek?

De oorspronkelijke idee was een boek schrijven over angst. De angsten in ons, die ons worden aangepraat, het klimaat waarin we momenteel leven en de rol van de machthebbers daarin. Wie zich van zijn angsten wil bevrijden, moet ze onder ogen durven zien. Dat schrijft de psychologie voor. 'De zee durven opgaan' betekende voor mij de confrontatie durven aangaan. Daarna is het motief van de overkant pas echt in het verhaal geslopen. Met dank aan de ervaringen met mijn OKAN-leerlingen. Of toch vooral die markante uitspraak van de Koning over de overkant die de overkant moet blijven. Een uitspraak waar ik nooit klaar mee zal zijn. De andere uitspraak, die van de Kapitein, verwoordt het nog het beste: ‘Al eens goed naar een golf gekeken? Niets blijft zoals het is.’ Dat is een ontzettend moeilijke oefening. Het helpt je wel vooruit om andermans schoenen aan te trekken. Soms denken we dat we dat kunnen, maar vergissen we ons toch.

Het opvoeden van kinderen heeft ook wel iets met die tocht van de Wachter van doen. Ik kan mijn kinderen (ze zijn 7 en 9) nu nog enkele zaken aanpraten en trachten bij te brengen. Nu speel ik soms de rol van de Koning. Maar ik mag hopen dat ze, net als de Wachter, op een dag de zee opgaan om hun eigen weg te zoeken. En dan zullen ze ongetwijfeld denken: ‘Leugenaar.’ :)


4. Jouw teksten voelen poëtisch aan, is dat jouw stijl of enkel in dit boek?

Geen toeval, geloof ik. Dat is de taal waarin ik me het best kan uitdrukken. Het feit dat ik ook gedichten schrijf verklaart in dit geval veel. Langs de andere kant kies ik er ook bewust voor. De term ‘woorddichtheid’ (zoveel mogelijk zeggen met zo weinig mogelijk woorden) zegt me steeds meer en meer. Toch geloof ik dat er in dit boek misschien nog te veel woorden staan. Er is dus nog marge om bij te leren. Om nog krachtiger te kunnen schrijven.


5. Was het een open einde een bewuste keuze?

Er zijn veel schrijvers die beweren dat het idee met hen aan de haal gaat en dat ze dan gaandeweg zien waar ze uitkomen. Ik geloof daar niet in. Als je een verhaal bedenkt, weet je maar beter meteen hoe het gaat eindigen. Op de eerste pagina die ik van Geef wacht! schreef stonden meteen het einde en de slotregels vast. Nadien moest ik de tocht van Wachter gaan vormgeven.

Ik ben zelf erge fan van open eindes. Op die manier geef je de lezer de kans om zelf na te denken, om zelf in te vullen. Al merk ik toch ook dat veel lezers daarmee worstelen. Ze zijn in de war, want ze verwachten dat jij als schrijver vertelt hoe het nu afloopt.


5 snelle vragen aan de auteur


1. Wat vind je leuk aan schrijven?

Enerzijds het spelen met taal. Het alfabet is geweldig speelgoed. Het is altijd voorradig, haast kosteloos en biedt oneindig veel mogelijkheden.

Anderzijds is schrijven een geweldige oefening in focussen. Je concentreren op dat ene idee. Een handig tegengif tegen de snelheid van de huidige maatschappij.


2. Lees je zelf veel? Ook kinderboeken?

Zeer veel. Op blauwe uren grijp ik meestal naar gedichten. Anders dan bij proza heb ik er geen moeite mee om dichtbundels te herlezen. Om mee te zijn als leerkracht lees ik veel kinderboeken. Boeken die nog steeds mijn voorkeur hebben: wanneer woord en beeld mekaar versterken. Anderzijds lees ik de selectie die de KJV elk jaar maakt.

Ik volg mijn helden telkens ze publiceren: Pfeijffer, Campert en Moeyaert. De boekenbijlagen van de kranten leveren ook geweldige leestips op. Het laatste boek dat me helemaal overdonderde heet "Zeven nachten" van Simon Strauss.


3. Hoe leer je bij en merk je evolutie doorheen de jaren?

Door te kiezen voor een stijl en die verder uit te puren. Ik wil nog gebalder leren schrijven.

Daarnaast wil ik ook graag voor volwassenen schrijven en een poëzieproject met illustrator Pascale Petterson afwerken. Dat zijn toch ook gewoon mijn schrijversdromen die ik najaag.

Door verschillende genres te beoefenen, evolueer je zeker als schrijver.


4. Wat zou je nooit lezen en ook nooit schrijven?

Chicklit en kookboeken. Ik mag er niet aan denken. Als schrijver moet je trouw blijven aan je eigenzinnige zelf.


5. Waar haal je inspiratie voor de verhalen?

Danseres Lisbeth Gruwez verwoordde het onlangs nog zeer mooi in de krant: ‘Ik zoek geen inspiratie, ik vind ze.’ Het valt me op dat ideeën vaak gevonden worden wanneer ik in beweging ben. En dat is niet zo vreemd. Wie zijn lichaam in beweging zet, geeft het brein alle vrijheid.

Ik vergelijk zo’n idee ook graag met een druppel koffie. Wanneer je koffiezet en je hebt je kopje net weggehaald, valt er altijd wel een laatste druppel naar beneden. Die zoekt dan eenzaam zijn weg naar de vergaarbak, waar andere druppels van eerdere koppen mekaars gezelschap zoeken en houden. Soms kunnen die aparte ideeën blenden tot een mooi verhaal.


Laatste woorden?

In een gesprek met mijn Nederlandse mede-auteur Gijs van der Hammen zei hij: "Je moet blijven oefenen, ideetjes verzamelen en het echt doen omdat er een vuur ergens in je brandt en doorgaan, doorgaan, doorgaan. Soms enkel en alleen om het doorgaan." Hier hou ik mij aan vast.


Dank je wel Tom en veel succes met al je projecten!


Een kijkje in de wereld van Tom:


302 views
Post: Blog2_Post
bottom of page